Het zal jullie niets verbazen als ik zeg dat ik van verhalen
hou. Ik vertel ze graag, maar ik vind het minstens even gezellig om ze te
horen. Helaas is deze vertelcultuur wat aan het vergaan bij de mensen. Je hoort
enkel nog gebeurtenissen, geen echte verhalen meer, zoals vroeger, toen het
kindermeisje met de kinderen van de graaf buiten speelden. Als ze de kinderen
weer wat rustig wou maken, verzamelden ze in mijn schaduw. De kinderen zaten
braaf op de grond en dan begon het kindermeisje te vertellen. Epische verhalen
met ridders en draken, prinsessen en kikkers, woeste landschappen en gure wind,
ik luisterde keer op keer geboeid. Er is één verhaal dat ik nooit vergeten ben.
Het was een sprookje en ging als volgt:
Er was eens… (want
zo begint een sprookje altijd blijkbaar)
een prinsesje. Ze had glanzend bruin haar en grote bruine ogen. Ze kon
bovendien ongelooflijk mooi zingen. Ze zong de hele dag door. Als haar ouders,
de koning en de koningin, haar iets vroegen, zong ze steevast haar antwoord.
Wanneer ze vroegen wat ze later wou worden, zong ze: ‘Operazangeres,
natuurlijk!’ Dat baarde de koning zorgen. Hij wist immers dat het eeuwige leven
hem niet gegeven was en de prinses zou zijn taken dan moeten overnemen. Daar
trok de prinses zich niets van aan. Ze zong haar zorgen weg. Tot haar leraar haar
op een dag streng toesprak.
‘Prinses, je hebt lang
genoeg gezongen! Het wordt tijd dat je normaal spreekt wanneer mensen je iets
vragen, je bent geen kind meer!’
De glimlach gleed van
prinsesjes gezicht. ‘Mag ik dan nooit meer zingen?’ vroeg ze half sprekend,
half zingend.
‘Toch zeker niet als
iemand het hoort,’ zei de leraar. ‘Je wordt ooit koningin en ik moet je
daarvoor opleiden. Regel 1: Koninginnen zingen niet!’
Die nacht lag de
prinses te huilen, zacht zingend. Nooit meer zingen? Dat was toch geen leven!
Zingen was haar leven, het was haar energie, zoals water voor de bloemen en
planten. Zonder zingen zou ze verwelken. Toen ze uiteindelijk in slaap was gevallen,
kwam er een fee langs. Ze betoverde de prinses en vloog terug weg.
De volgende ochtend
werd de prinses bedroefd wakker. Het zou de eerste dag in haar leven zijn
zonder zingen. De gedachte maakte haar droevig en ze huilde. Tranen stroomden
over haar gezicht, maar ze huilde zonder geluid. Ze probeerde iets te zeggen,
om haar stem te testen, maar er kwam niets uit, ook niet toen ze probeerde te
zingen. In paniek rende ze door het kasteel, op zoek naar iemand die haar kon
helpen. Met grote gebaren probeerde ze aan haar vader en moeder uit te leggen
wat er aan de hand was, maar die begrepen er niets van. ‘Sorry prinses, we
hebben wel wat beters te doen dan van uitbeelderke te doen,’ bromde de koning.
Ook haar leraar reageerde nors. ‘Zeg het nu gewoon, ik heb geen tijd voor
onzinnige spelletjes!’ Waarop de prinses weer geluidloos begon te huilen. Ze
sloot zich op in haar kamer. Ze had besloten dat ze liefst alleen en in alle
rust wou verwelken.
Al dagenlang had de
prinses zich opgesloten. Ze at niet, dronk niet en zong niet. De koningin begon
zich zorgen te maken. ‘Zo ongelukkig heb ik haar nog nooit gezien! Ze was
altijd zo’n vrolijke en gelukkige dochter. Ik eis een onderzoek naar hoe dit
komt!’ zei ze met haar strenge we-weten-wie-de-baas-hier-is-stem.
‘Maar lieverd, vond je
ook niet dat ze altijd té vrolijk was?’ Met al dat zingen en spelen! Bweik!
Zoals ze nu is, zou ze een veel betere koningin zijn, als ze zou willen spreken
uiteraard.’
De koningin werd
briesend. Een onderzoek was niet meer
nodig, ze wist meteen wie er achter zat. ‘Wat heb je gedaan?’ Haar rode hoofd
was op twee centimeter van dat van de koning verwijderd. ‘Euhm, niets ernstigs’,
slikte hij. ‘Gewoon… Aan haar leraar gezegd dat hij haar moest verbieden ooit
nog te zingen.’
‘Je hebt wat? Zingen
is haar leven! Hoe kun je dat verbieden?’ Ze draaide zich om en liep de kamer
uit. Ze moest dringend haar meest dierbare plant water geven.
Een zacht geklop op de
deur deed de prinses opschrikken. Ze sloop er naar toe en piepte door het
sleutelgat.
‘Liefje, ik ben het.
Het is je domme vader die achter dit hele gedoe zit. Hij wou geen zingende
koningin, omdat het zo niet hoort. Maar weet je, ik denk dat een zingende
prinses het land mooier maakt. Dus, zing je alsjeblief weer voor mij?’
De prinses probeerde
te zingen, maar het lukte niet. Ze opende de deur dan maar en gaf haar moeder
voor het eerst sinds lang een dikke knuffel.
De volgende ochtend
werd de prinses wakker en meende over een fee te hebben gedroomd die haar haar
stem had terug gegeven.
‘Maar dat is
natuurlijk belachelijk,’ zong ze in D-mineur. Ze schrok zich te pletter van
haar eigen stem. ‘Ik zing! Ik zing! Mama, ik heb mijn stem terug!’ De hele dag
zong ze in de mooiste majeur toonaarden. De zon brak door de wolken heen en het
koninkrijk vierde feest. De koning werd prompt van de troon afgezet, de burgers
hadden genoeg van deze oude, negatieve brombeer. Ze eisten een vrolijke,
zingende koningin! En zo geschiedde het. De eerste zingende koningin leerde het
hele volk zingen. Dat zingen ging door van generatie op generatie en nog steeds
wonen er afstammelingen van dit koninkrijk op een stuk land, dat mens heden ten
dage Limburg noemt.