Tijd is iets vreemds. Het gaat allemaal zo snel ik
sta hier al zo lang, dat ik soms vergeet dat mensen veel minder hebben
meegemaakt dan ik denk. Gebeurtenissen waarvan ik denk dat iedereen ze nog
herinnert omdat ze zo pakkend waren, zijn vaak niet meer gekend bij de jongere
garde. Zo ving ik deze week een gesprek op tussen twee jonge kerels. Het ging
over de tornado die hier nu een kleine halve eeuw geleden door ons geliefde
Oostmalle raasde.
‘Een tornado? Gewoon een stevige windhoos, zal je
bedoelen,’ zei de blonde kerel. En toen dacht ik: oh jee, als deze gebeurtenis
niet meer gekend is bij de jeugd, dan wordt het dringend tijd dat
ondergetekende ooggetuige zijn versie eens vertelt. Het is natuurlijk al lang
geleden, en het is de eerste maal dat ik het vertel, dus misschien is niet
alles voor honderd procent de objectieve waarheid, maar voor mij voelde het
alvast zo…
Het was een heerlijk warme zomerdag en het dorp
bruiste van de ambiance. Van op het dorpsplein klonken fijne harmonische
klanken en het duidelijke geroezemoes van mensen die gezellig aan het keuvelen zijn.
De familie Kenis was namelijk zopas gezegend met een zevende zoon, wiens doopsel
juist met grootse plechtigheden gevierd werd. Het hele dorp vierde feest, zo
ook het koppeltje op het bankje onder me. Ze wisten dat hun ouders hen niet
zouden zoeken in de feestvreugde, dus waren ze stiekem naar het park gegaan om
stiekeme dingen te doen. Echt, een heerlijk zomerse dag dus, waar ook ik met
volle teugen van genoot.
Toen de hemel plots grijs werd, keek niets of
niemand daar echt van op. Dit is immers België, geen warme dag zonder onweer.
Er stak een windje op, ook niets speciaals. En voor ik goed en wel besefte wat
er allemaal gebeurde, zag ik allerlei voorwerpen door de lucht vliegen. Auto’s,
matrassen, bomen. Alles draaide rond in een windslurf, die ik maar enkele
seconden later opmerkte. Ik voelde hoe ik met man en macht m’n takken probeerde
vast te houden. De wind was enorm sterk! Ook het koppeltje op het bankje
hielden zich krampachtig vast aan de bank. De windslurf passeerde rakelings aan
me voorbij en ging recht richting centrum, recht naar de feestvreugde. Ik
hoorde overal geschreeuw en zag zelfs een heel frietkot door de lucht vliegen. De
slurf verdween stilaan in de verte en liet een enorm spoor van vernieling na.
De stilte die er op volgde was ondraaglijk. Tot het meisje van het koppeltje
hysterisch begon te huilen. Ze liep recht naar het dorpsplein om troost en
uitleg te krijgen van moeder en vader.
Voor de eerste keer in m’n lange leven had ik
ook willen gillen. Ik had de dood recht in de ogen gekeken. De aangerichte
ravage was een ramp! Zoveel dierbare bomen hadden het niet overleefd. Waarom ik
wel? Ik wist het niet. Het enige dat ik kon doen, was toekijken hoe de schade
stukje bij beetje werd opgeruimd. Wat ik me ook nog goed herinner is hoe zo’n
ramp mensen toch dichter bij elkaar brengt. Mooi, alleen jammer dat het op zo’n
manier moest gebeuren.