Na al die jaren van de herfst te haten,
bewonder ik het bos, dankzij nieuwe inzichten in m'n bast. Ik observeer
een paleis met een gouden tapijt. Het is een prachtig zicht, al het
verlies buiten beschouwing gelaten.
Want de herfst bleef voor mij een
dubbel gevoel geven. Ieder jaar moest ik afscheid nemen van een groot
deel van mezelf. Maar nu al die bladeren op de grond liggen en
hun rood-gouden gloed verspreiden, word ik geraakt door hun
schoonheid.
Het was een onschuldige vraag van de kleine Liam die me tot inkeer bracht. Samen met zijn mama kwam hij zondag voorbij mij gewandeld.
'Maar mama, waar gaan al die blaadjes
dan naartoe?'
'Die worden terug één met de aarde,
jongen.'
'Maar doet het dan geen pijn voor de
bomen om al hun bladeren te laten vallen?' Hij keek bezorgd omhoog
naar mijn kruin.
'Natuurlijk niet.' Ze wist er duidelijk
niets van! 'Want op deze manier maken ze plaats voor nieuwe blaadjes
in de lente. Ze nemen dus afscheid om plaats te maken voor iets
nieuws.'
Dit inzicht sloeg bij mij in als een
bom! Ik voelde hoe ik op m'n wortels stond te trillen. Ik had het
zelf nog nooit zo bekeken. Meer dan 200 jaar lang zag ik op tegen het
afscheid dat de herfst met zich mee bracht, nooit in staat het
grotere geheel te erkennen. Ik voelde me een ongelooflijk domme boom.
Nu ik weet waarom ik al 1323 blaadjes
heb laten gaan – en er minstens nog evenveel zullen volgen – vind
ik het niet meer zo erg. De kiem van nieuw leven, een nieuw deel van
mezelf, zit immers al klaar in mij en die gedachte houdt een oude
beuk als mezelf toch enigszins jong.