Op een regenachtige, grijze dag als vandaag, kan je
als boom bijna niets anders doen dan de tijden analyseren. Gelijkenissen en
verschillen, hoe dingen evolueren, en er dan over te reflecteren. Is die
bepaalde verandering beter? Of toch niet? Het is een van mijn favoriete tijdverdrijven. En
zo kwam ik vandaag op de volgende vaststelling: de voorbije decennia worden
mensen alsmaar ouder. Ze blijven ook enorm mobiel, zo tot hun tachtigste lijkt
een minimum te zijn. Alle zeventigers wandelen nog zeer kwiek voorbij. De
tachtigers passeren meestal gezapiger. Ik vind hen dan ook het schattigst. Ze
hebben vaak de grappigste roddels bij en ze houden van het leven. Toch valt het
me ook op dat ze veel sneller dingen vergeten. Zo zag ik een paar maanden
geleden Martha ronddwalen in het park. Ik ken Martha al jaar en dag. Vroeger
passeerde ze steevast klokslag om vijf uur met haar hondje Trix. Ze was altijd
netjes gekleed en knikte naar iedereen die passeerde. En toen zag ik haar plots
niet meer passeren. Tot die ene dag dus enkele maanden geleden. Ik zag meteen
dat het niet goed ging met haar. Ze had vreemde kleren aan en ze liep verloren
rond.
‘TRIX!’ riep ze voortdurend. Ze was haar geliefde
rakker kwijt. Vreemd, dacht ik, want ik heb een goed zicht op het park en had
geen Trix gezien die namiddag.
Martha begon harder en harder te roepen. ‘Trix!
Trix! Trixenbix!?!’ Plots zag ik een heel afwezige blik in haar ogen
verschijnen, alsof ze ineens niet meer wist wie of waar ze was en wat ze daar
stond te doen. Ze bleef er een tijdje zo staan, tot er iemand passeerde.
Martha kwam weer helemaal tot zichzelf, knikte
vriendelijk goeiendag en ging terug naar huis. Sindsdien heb ik haar sporadisch
nog gezien. Soms leek het alsof ze weer helemaal de oude was, maar vaker en
vaker zag ik haar in verstrooide toestand. Ik vind het zo jammer voor haar. Ik
zie hoe ze er tevergeefs tegen vecht.
De laatste keer da tik haar zag, leek ze me
echter heel gelukkig. Ze zat in een rolstoel, haar dochter duwde haar verder en
ik hoorde hoe Martha zachtjes ‘Fools Rush In’ zat te neuriĆ«n en hoe de wind
zachtjes mee deed. In haar blik ving ik weer een glimps op van de Martha die 60
jaar geleden smoorverliefd met Gust op het bankje onder me zat. Het stelde me
gerust. Ze mocht dan veel vergeten, dat ene liedje was haar medicijn. Het
bracht haar terug naar de mooiste periode uit haar leven. En ik zag dat het
goed was.