Jullie zullen ondertussen al wel weten dat ik
doodgraag mensen observeer. Waar ze over spreken, wat ze doen, hoe de
verhoudingen onderling liggen. Heerlijk vind ik het! Soms voel ik met ze mee,
soms zucht ik eens diep en denk ik: hou je eens met nuttigere dingen bezig!
Maar over het algemeen hou ik er van om gewoon te kijken en om de echte
belangrijke dingen in me op te nemen. Soms blijven er verhalen hangen, al weet
ik niet waarom. Misschien omdat ze me raken op de een of de andere manier, of
misschien omdat ik krampachtig vasthoud aan tijden van weleer. Zo zal ik nooit
of te nimmer het voorval met Liesje vergeten.
Liesje was een klein, lief meisje, maar wilde
altijd maar met de jongens meespelen. Deels omdat ze met poppen spelen wat saai
vond, maar ook vooral omdat ze vaak met haar grote broer wilde meespelen. Ze
keek naar hem op, dat kon je wel zien. Nu, op een zonnige dag hadden de jongens
er niets beter op gevonden dan naar het bos te komen om wat te trainen. Ze
hadden namelijk hun eigen legertje opgericht en moesten dus dringend op
trainingskamp. Ze hadden allerlei klim, klauter en sluipoefeningen bedacht, en
waar konden ze die beter oefenen dan in het bos, alwaar de vijand zich
verschool? Liesje, dapper als ze was, wou de pret niet missen. Ze was ook lid
van het leger, als ik me niet vergis was ze zelfs onderluitenant. Ze straalde
met trots, ook al wist ze helemaal niet wat het inhield (ik ook niet trouwens).
Wat wel duidelijk was, was dat Liesje alle klauter-, klim-, en sluipoefeningen
als eerste mocht uitproberen. De jongens gaven haar de instructies en zij moest
ze uitvoeren. Vastberaden als ze was, gaf ze het beste van zichzelf. Sluipen
door de modder, in bomen klimmen en er weer uitspringen, niets was te veel voor
haar. Tot ze echter bij de laatste oefening van de dag kwamen. De jongens
hadden een stuk touw vastgebonden aan een van mijn takken. De oefening was van
op een van mijn lagere takken het touw te grijpen, te zwieren (waardoor je een
stukje over het vijvertje ging) en dan je laten vallen en weg sluipen. Liesje
was op dat moment al tamelijk moe. Ik voelde hoe haar beentjes trilden toen ze
op mijn laagste tak stonden. Ze greep het touw vast, zette zich af, zwierde
over het vijvertje, maar durfde het touw niet te lossen. In volle vaart smakte
ze met haar rug tegen een betonnen paaltje dat verscholen naast mij stond. De
jongens gierden het uit van het lachen, terwijl Liesje verbijsterd om zich heen
keek. De klap had haar duidelijk geen deugd gedaan.
‘Komaan Liesje, een echte onderluitenant laat zich
niet zomaar doen. Klim terug de boom in, grijp het touw en probeer nog een
keer!’ beval haar broer. Uitgeput, maar toch niet van plan zich te laten
kennen, klom Liesje terug in me. En weer ging het mis, weer smakte ze in volle
vaart tegen het paaltje. De jongens lagen weer dubbel, nu zelfs nog meer dan de
eerste keer. ‘Kieke! Ge wist toch dat er een paaltje stond. Laat dan toch los!’
schaterde een van de jongens. Liesje probeerde het nog een paar keer, maar
durfde het touw nooit te lossen, waardoor ze keer op keer tegen de paal aan
smakte. Na zeven keer geprobeerd te hebben, gaf ze er de brui aan en barstte in
tranen uit.
‘Ik vind een leger maar iets stoms, en jongens
nog veel stommer,’ riep ze tussen de tranen door en huilend rende ze uit het
zicht van de jongens die nog steeds in een deuk lagen.