De voorbije decennia heb ik mijn omgeving voldoende
geobserveerd en geanalyseerd om tot enkele conclusies te komen. Een aantal
liggen voor de hand: het dorp is spectaculair uit zijn voegen gebarsten, het
park danig opgewaardeerd (als heilig stukje groen tussen al het grijs) en er
wonen dubbel zoveel mensen als pakweg veertig jaar geleden. Hierdoor kennen de
mensen elkaar bijna niet meer. Vroeger zei iedereen tegen iedereen goeiendag,
of ze maakten tijd voor een uitgebreide babbel. Ja, ik denk dat ik kan zeggen
dat ik in die tijd alle inwoners van het dorp kon opsommen, inclusief een
sappig verhaal uit hun privéleven. Nu ben ik nog maar in flarden mee. Ik ken
ook niet meer alle relaties, ook omdat mensen zich het tegenwoordig graag
ingewikkeld maken.
Gisteren ving ik nog een gesprek op tussen Roza (van Gust
van Jos van de slachterij) en José (van Charles van Stan van aan ’t moeraske),
twee anciens die ik gelukkig nog zeer goed kan plaatsen. Ze hadden het over hun
kleinkinderen.
‘Oh, maar ons Jolien is weer bij hare vent weg. Het klikte
niet meer, zeggen ze dan. Ik snap dat toch niet.
‘Ja, Roza, het zijn andere tijden. Onze Jeff is nu voor de
derde keer getrouwd. Ik ben eens beniuewd hoe lang hij het er nu bij gaat
uithouden.’
‘Snapt gij dat nu, José? Wij konden dat toch wel? Gewoon bij
onze ventekes blijven, zonder morren en genieten van het leven?’
José haalde haar schouders op.
‘Misschien zijn jonge mensen tegenwoordig niet meer snel
content? Of is er een overaanbod, met al die datingsites?’
‘Jamaar, wij hadden toch ook de gazet? Germaineke van de
smid, die heeft hare Jos toch ook in de gazet gevonden.’
Daar moest José smakelijk om lachen en ik stiekem ook.
Germaineke! Ik was ze al helemaal vergeten. Het was nochtans een jaar lang hét
gespreksonderwerp, toen.
Germaineke was niet van de slimsten en knap kon je haar ook
al niet noemen. Na een paar vergeefse pogingen om aan te pappen met bepaalde
boerenzonen, had haar vader de gazet er bij genomen op de contactpagina’s en het
heft in handen genomen. Ik hoor het hem nog zeggen, die oude smid: ‘Ons
Germaineke heeft een vent nodig die haar in het gareel kan houden.’ Enkele
weken later zag ik Germaineke door het bos wandelen, samen met een man die
minstens dubbel zo oud was als haar, in vodden gekleed ging en overduidelijk
drie tanden miste. Ik weet niet hoe het kwam, ik snap het nog steeds niet, maar
de dertig daarop volgende jaren waren de twee heel gelukkig bij elkaar. Bij de
begrafenis van hare Jos, zo hoorde ik nadien, had Germaineke uit dankbaarheid
de krant waaruit het annonceke kwam bij in de kist gestoken. Want zonder die
gazet zou haar leven er immers helemaal anders uitgezien hebben.
‘Ja, dat is nog eens een mooi voorbeeld,’ zuchtte Roza toen.
‘Aan Germaineke en Jos zouden veel jonge mensen een goei voorbeeld moeten
nemen!’ Het zou het leven er alvast weer simpeler op maken en ik zou tenminste
terug mee zijn met wie bij wie hoort…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten